SOBANE risicoanalyse strategie

De SOBANE-risicoanalysestrategie is een globale en participatieve aanpak die gericht is op de ontwikkeling van een doeltreffend en duurzaam preventiebeleid.
Onderwerpen:
©:

Gepubliceerd op 04.08.2025 door de redactie, prevent.be

Geactualiseerd op:

Context

De Welzijnswet en de Codex voor welzijn op het werk vereisen dat er een risicoanalyse wordt uitgevoerd voor alle personeelsleden en dat er een dynamisch risicobeheer wordt opgezet om het risico op ongevallen en beroepsziekten te verminderen. De invoering van een dynamisch risicobeheer wordt bemoeilijkt door de omvang en de diversiteit van de betrokken materie: veiligheid (elektriciteit, machines, brand...), fysieke risico's (lawaai, thermische omstandigheden, trillingen...), risico's in verband met gevaarlijke chemische producten en biologische agentia, musculoskeletale aandoeningen (MSA), psychosociale risico's (PSR),...

Door een participatieve cultuur in het bedrijf te creëren, kunnen medewerkers een actieve rol spelen in hun eigen veiligheid en die van hun collega's.

SOBANE

De SOBANE-strategie (Screening, OBservatie, ANalyse, Expertise) voor het beheer van beroepsgebonden risico’s werd ontwikkeld als hulpmiddel voor een dynamisch en doeltreffend risicobeheer. Het wordt gratis aangeboden en verspreid door de FOD Werkgelegenheid (www.sobane.be).

Het gaat om een globale en participatieve strategie met vier interventieniveaus: screening (= opsporing), observatie, analyse, expertise.

Deze strategie maakt gebruik van steeds meer gespecialiseerde instrumenten, methoden en middelen, naargelang de behoeften en het zoeken naar oplossingen om de arbeidsomstandigheden op elk niveau te verbeteren. Het volgende niveau hoeft alleen te worden ingezet als de werksituatie ondanks de aangebrachte verbeteringen onaanvaardbaar blijft.

De strategie laat dus toe om op gestructureerde wijze de middelen en de competenties aan te wenden van de werknemers en zo nodig van specialisten (bij het Analyse niveau) en van experten (bij het Expertise niveau), rekening houdend met de complexiteit van de problemen.

Het is gebaseerd op het principe dat in de meeste gevallen de direct betrokkenen in het bedrijf meteen preventieve maatregelen kunnen nemen omdat zij de werksituaties tot in detail kennen. Na de implementatie van de eerste overwogen oplossingen kan in sommige gevallen een gedetailleerd onderzoek nodig zijn. De tussenkomst van experts is alleen in enkele bijzonder complexe gevallen noodzakelijk.

Interventieniveaus

Principes

  • Voorrang voor preventie: de nadruk ligt op risicopreventie (en niet op bescherming en medisch toezicht)
  • Complementariteit van de beschikbare kennis: werknemers, management, interne preventiemedewerkers, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten, ergonomen, arbeidspsychologen, experts. 
  • Werknemer = als centrale figuur (en niet alleen als onderwerp van preventie): hij kent de werksituatie. 
  • Opleiding versus ondersteuning: de competenties van werknemers en hun directe leidinggevenden expliciet erkennen -> hen opleiden om zelf verantwoordelijkheid te nemen in plaats van hen te 'ondersteunen'
  • Globale aanpak ('alles is overal): De werknemer beleeft zijn arbeidssituatie als een geheel en niet als onafhankelijke en losstaande feiten (lawaai heeft een invloed op communicatie en relaties; de technische organisatie tussen de werkposten heeft een invloed op de musculo-skeletale belasting; de verdeling van verantwoordelijkheden heeft een invloed op de inhoud van het werk en de ongevallen,...). Het is dus belangrijk om alles in zijn context te plaatsen, ongeacht het probleem dat aanvankelijk wordt bekeken.
  • Preventieve visie versus legalistische visie: het doel is niet alleen om onder de wettelijke waarden te blijven, maar ook om te streven naar een "lichte, aangename en technisch efficiënte" werksituatie.
  • Evaluatie: geef de voorkeur aan schattingen. Kwantificering is alleen nodig in bepaalde specifieke gevallen: wetenschappelijk onderzoek (dosis-effect-responsrelaties), berekening van vergoedingen voor beroepsziekten, verdieping van een bepaald punt, enz.

Overzicht

Op de eerste niveaus, Screening en Observatie, is de aanpak participatief en gebaseerd op de kennis die de betrokken werknemers hebben van hun werksituatie. Zij worden aangemoedigd om na te denken over de problemen waarmee zij worden geconfronteerd en oplossingen te bedenken om deze op te lossen.

Men start het onderzoek van een arbeidssituatie steeds met het Opsporingsniveau, ongeacht de reden (klacht, ongeval) van dit onderzoek. De aard van het probleem dat de aanzet is tot het onderzoek wordt zo in de totale context geplaatst. Andere aspecten die eveneens een invloed hebben op de gezondheid, de veiligheid en het welzijn komen ook aan het licht. Er worden oplossingen gezocht voor het geheel van de arbeidssituatie.

Het Observatie-,Analyse- en Expertiseniveau worden slechts uitgevoerd indien men tijdens het Opsporingsniveau geen passende oplossing kon vinden om tot een aanvaardbare situatie te komen. De noodzaak om over te gaan tot een volgend niveau hangt in grote mate af van de complexiteit van de arbeidssituatie. 

De middelen die worden aangewend bij het zoeken naar oplossingen zijn het goedkoopst bij de eerste 2 niveaus (Opsporing en Observatie). Ze zijn duurder op het Analyse- en Expertiseniveau, maar worden met kennis van zaken toegepast en aangepast aan de situatie. Daarom worden de niveaus Analyse en Expertise alleen gebruikt voor problemen die moeilijker te beoordelen en op te lossen zijn. Ze worden verdiept met de hulp en medewerking van specialisten (preventieadviseurs) en deskundigen (bijv. academici), die de praktische kennis van de werksituatie van de werknemers aanvullen met hun technische en wetenschappelijke kennis en hun ervaring in het veld.

Tabel Benodigde middelen en vaardigheden op verschillende niveaus

Niveau 1 
Opsporing
Niveau 2
Observatie
Niveau 3
Analyse
Niveau 4
Expertise
Wanneer?Alle gevallen Bij probleemMoeilijke gevallen Complexe gevallen
Hoe?Eenvoudige observaties Kwalitatieve observaties Kwantitatieve 
observaties
Gespecialiseerde metingen
Kostprijs (per risico)?

Laag   

10 min

Laag

2 uren

Gemiddeld

2 dagen

Hoog

2 weken 

Door wie?Mensen uit het bedrijf zelf Mensen uit het
bedrijf zelf
Mensen uit het
bedrijf zelf
+ Preventieadviseurs
Mensen uit het
bedrijf zelf
+ Preventieadviseurs
+ Experts

Competentie op het gebied van 

- de werksituatie

- het welzijn op het werk




Zeer hoog



Hoog



Gemiddeld



Laag
Laag GemiddeldHoogGespecialiseerd

Niveau 1 - Opsporing

Het gaat hier alleen om het identificeren van de belangrijkste problemen. Markante fouten, zoals gaten in
de vloer, achtergelaten recipiënten gevuld met solventen, naar een venster gericht beeldscherm, ... kunnen opgelost worden.Er wordt gesproken over problemen in de gangbare betekenis van het woord: in dit stadium zou het nutteloos zijn om een nauwkeurig gebruik te verlangen van uitdrukkingen zoals risico, schade en waarschijnlijkheid. 

Deze identificatie moet intern gebeuren, door personen van het bedrijf die de arbeidssituatie perfect kennen, zelfs al hebben zij geen of slechts een oppervlakkige opleiding rond problemen van veiligheid, fysiologie of ergonomie. Een werkgroep bestaande uit enkele werknemers en hun professionele omkadering (met deelname van een preventieadviseur, indien mogelijk) denkt na over de belangrijkste risicofactoren, zoekt naar onmiddellijke acties ter verbetering en preventie en omschrijft de aspecten die meer in detail onderzocht dienen te worden. 

Een contactpersoon (coördinator) wordt in de onderneming aangeduid. Deze zal de Opsporing leiden en de onmiddellijk toe te passen maatregelen coördineren. Hij zal eveneens het vervolg van de studie (niveau 2, Observatie) opvolgen. Deze persoon zal één van de Déparis-overleggidsen (participatieve risicoscreening) gebruiken.

Déparis-overleggidsen

De Déparis-overleggidsen (participatieve opsporing van risico’s) corresponderen met het niveau Opsporing van de Sobane-strategie.

Deze Déparis-overleggidsen zijn ontworpen om door de werknemers en hun technische omkadering te worden gebruikt teneinde zo objectief mogelijk de stand van zaken van de arbeidssituatie waarin ze zich dagelijks bevinden en die zij goed kennen, op te maken. Hierbij staan zij centraal, niet om hun mening te geven of vragen te beantwoorden, maar om te praten over praktische details die het mogelijk maken het werk in optimale omstandigheden, zowel voor hen als voor de onderneming, te realiseren. 

De overleggids behandelt 18 aspecten van de arbeidssituatie: 

  1. Lokalen en werkzones 
  2. Technische organisatie tussen werkposten 
  3. Arbeidsongevallen 
  4. Elektrische risico's en brandgevaar 
  5. Bedieningsmiddelen en signalen 
  6. Materiaal, handgereedschap, machines 
  7. Werkhoudingen 
  8. Krachtinspanningen en goederenbehandeling 
  9. Verlichting 
  10. Lawaai 
  11. Luchthygiëne 
  12. Thermische omgeving
  13. Trillingen 
  14. Autonomie en individuele verantwoordelijkheden 
  15. Inhoud van het werk 
  16. Tijdsdruk 
  17. Arbeidsverhoudingen tussen werknemers en hiërarchische lijn 
  18. Psychosociale omgeving 

De volgorde van deze rubrieken werd bestudeerd om het best overeen te stemmen met de globale benadering van een arbeidssituatie. De algemene organisatie (nr. 1 en 2) wordt het eerst bestudeerd, daarna de eerder technische veiligheid (nr. 3 en 4) en tenslotte hetgeen rechtstreeks op de werkposten gebeurt (gereedschap, houdingen...) (nr. 5 tot 8). De omgevingsfactoren (nr. 9 tot 13), die dikwijls het eerst worden benaderd, werden opzettelijk achteraan in de lijst opgenomen, dit om deze gewoonte te doorbreken en de aandacht te vestigen op de eerste punten. 

De psycho-organisatorische factoren (nr. 14 tot 18) werden achteraan geplaatst. Tijdens een vergadering moet het vertrouwen worden opgebouwd vooraleer deze gevoeligere kwesties aan bod komen. Daarom is het raadzaam om de discussie te beginnen met meer 'neutrale' technische onderwerpen.

De verschillende rubrieken van de Déparis-gids zijn een leidraad om de vergadering te leiden en het gesprek te begeleiden. De Déparis-gids is bedoeld voor een bijeenkomst van twee uur. Déparis geeft voor iedere rubriek een aantal aspecten weer waarop moet worden gelet, en voor elk van deze aspecten een korte beschrijving van de gewenste situatie. De vetgedrukte woorden dienen om de discussie te leiden, terwijl de kleingedrukte aanbevelingen zullen helpen bij het zoeken naar de meest concrete en de meest geschikte acties voor verbetering

De allereerste Déparis-gids, de "moeder"-versie, was ontwikkeld voor alle activiteitsectoren (Déparis methode 'Moeder'). Om de efficiëntie te verhogen werd deze versie geleidelijk aangepast aan verschillende activiteiten (aangepaste Déparis methode - 'Dochters'). Er bestaan momenteel 30 Déparis-gidsen voor participatieve risicoopsporing. De gidsen hebben betrekking op verschillende sectoren (bouw, tertiaire sector, gezondheidszorg, thuiszorg, onderwijs, laboratoria, telewerken, enz.) en beroepen (horeca, garages, bakkerijen, slagerijen, enz.). De vele verschillende werksituaties waarmee bepaalde grote bedrijven te maken hebben, maken het gebruik van verschillende gidsen noodzakelijk.
 

Gebruik van Déparis-gidsen: te volgen procedure  

  1. Informatie door de directie betreffende de nagestreefde doelstellingen en de afspraak rekening te houden met de resultaten van de vergaderingen en de uitgevoerde studies.
  2. Akkoord van het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. 
  3. Groeperen van werkposten die samen de te onderzoeken "arbeidssituatie" vormen. 
  4. Aanduiden van een coördinator door de directie met akkoord van de werknemers. 
  5. Voorbereiding van de coördinator (past de gids aan de te onderzoeken arbeidssituatie aan adapte indien nodig door termen te veranderen, door bepaalde overbodige aspecten weg te laten of te wijzigen of door bijkomende aspecten toe te voegen).
  6. Oprichting van een werkgroep met de werknemers die bij de betreffende werksituatie betrokken zijn (werknemers aangeduid door hun collega's en hun vertegenwoordigers en technische omkadering gekozen door de directie).
  7. Vergadering van de werkgroep in een rustig lokaal dicht bij de werkposten. 
  8. Duidelijke toelichting door de coördinator betreffende het doel van de vergadering en de te volgen procedure. 
  9. Doorlopen van elke rubriek aan de hand van de te bespreken punten, men concentreert zich op:
    - wat er kan gedaan worden om de situatie te verbeteren, door wie en wanneer
    - de aspecten waarvoor men beroep moet doen op een preventieadviseur 
    - het schatten van de kostprijs van de voorgestelde verbeteringsmaatregelen en de invloed die ze kunnen hebben op de kwaliteit van het product en op de productiviteit. De beoordeling gebeurt als volgt: nihil (0), laag (€), matig (€€) of zeer duur (€€€). 
  10. Na de vergadering maakt de coördinator een synthese: 
    - de besproken rubrieken met een gedetailleerde informatie over de resultaten van de vergadering
    - de lijst met de geplande oplossingen met bepaling van wie wat doet en wanneer
    - de lijst met de meer in detail te bestuderen aspecten en hun prioriteit.
  11. Voorstellen van de resultaten, herzieningen, toevoegingen, … aan de deelnemers van de werkgroep.
  12.  Afronden van de synthese. 
  13. Voorstellen van de synthese aan de directie en aan de overlegorganen. 
  14. Vervolg van de studie voor de niet opgeloste problemen, domein per domein.

Niveau 2 - Observatie

De problemen die tijdens Opsporing, niet werden opgelost, moeten hier grondiger worden onderzocht. Men richt zich hier op een specifiek probleem: lawaai, gevaarlijke chemische stoffen, brandgevaar, psysociale aspecten (interne relaties, overbelasting, stress, ...).

Dit niveau 2 Observatie vereist een grondige kennis van de verschillende aspecten van de arbeidssituatie, zowel bij normale als bij abnormale werking. 

De diepgang van deze Observatie varieert in functie van het bestudeerde domein (risicogebied) en in functie van de onderneming en de bekwaamheid van de deelnemers.

  • In een kleine onderneming van minder dan 20 personen zou de werkgever zelf de voornaamste risicofactoren moeten kunnen identificeren door middel van de Déparis-overleggids (niveau 1 Opsporing), maar een externe preventieadviseur zal meestal nodig zijn voor niveau 2 Observatie. 
  • Een middelgrote onderneming beschikt over een interne preventieadviseur. Een belangrijker deel van het werk Observatie zal verzekerd worden in de onderneming zelf. Een externe dienst zal eventueel op het niveau Analyse tussenbeide komen voor de meer gedetailleerde en meer specifieke studies en/of voor meer gespecialiseerde raad over de preventie- en beschermingsmiddelen. 
  • In een grotere onderneming zal interesse zijn om het ganse beheer intern uit te voeren.

De methode moet eenvoudig te begrijpen en te gebruiken zijn, snel en goedkoop blijven, zodat zij zo systematisch mogelijk gebruikt kan worden door de werknemers en hun technische omkadering met de eventuele medewerking van interne preventieadviseurs. Het belangrijkste is deze personen er opnieuw toe aan te zetten na te denken over hun arbeidssituatie door zich te focussen op het specifieke aspect dat een probleem stelt (bijvoorbeeld het geluid van de machines), en om zo vlug mogelijk de preventieoplossingen te identificeren.  

De contactpersoon (bij voorkeur dezelfde persoon) coördineert de onmiddellijk te nemen maatregelen. Hij zal eveneens het vervolg van de studie (niveau 3 Analyse) opvolgen voor de aspecten die een diepgaandere analyse vereisen.

Een werkgroep (bij voorkeur dezelfde) met vertegenwoordiging van werknemers en technisch verantwoordelijken (met deelname van een preventieadviseur indien mogelijk) zal de arbeidsomstandigheden meer in detail bestuderen. Zij zullen eveneens minder voor de hand liggende oplossingen voorstellen en bepalen waarom de medewerking van een preventieadviseur noodzakelijk is. 

Indien het niet haalbaar is om deze werkgroep te laten samenkomen, voert de verantwoordelijke de Observatie alleen uit en verzamelt de nodige informatie bij de werknemers.

Tot slot moeten in dit stadium de factoren worden geïdentificeerd die een belangrijk risico lijken te vormen en die prioritair moeten worden behandeld, alsook de factoren die a priori bevredigend zijn (en dus als zodanig moeten worden behouden). 

Er kunnen metingen worden uitgevoerd als de deelnemer dit wenst en als hij daartoe de kennis bezit en over de nodige tools beschikt. De methode moet evenwel geen enkele kwantificatie en dus geen enkele meting vereisen.

Niveau 3 - Analyse 

Indien de niveaus Opsporing en Observatie niet toelaten het risico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen of indien er twijfel blijft bestaan, moet men verder gaan met de Analyse om te zoeken naar oplossingen. 

Deze diepgaander onderzoek dient te gebeuren in samenwerking met preventieadviseurs die over de nodige kennis, middelen en technieken beschikken. Meestal wordt het analyseniveau uitgevoerd door externe preventieadviseurs die nauw samenwerken (en niet in hun plaats werken) met de interne preventieadviseurs om de nodige kennis en middelen ter beschikking te stellen.

De methode vereist een nauwkeurig gebruik van de uitdrukkingen schade, blootstelling, risico, ... Het zijn de de specifieke arbeidsomstandigheden, bepaald op het einde van niveau 2 Observatie, die diepgaander onderzocht worden. Het kan aangewezen zijn om metingen te doen met eenvoudige 'standaardapparaten'. Deze metingen moeten expliciet bepaalde doelstellingen hebben zoals het objectief vaststellen van de problemen, het zoeken naar oorzaken, de optimalisering van de oplossingen en de evaluatie van het restrisico. 

Het belangrijkste aspect van dit niveau is dat men beroep doet op een externe preventieadviseur die over voldoende kennis en middelen beschikt voor wat betreft het evalueren van restrisico's in het desbetreffende domein.

De preventieadviseur en de coördinator gebruiken de resultaten van voorgaande niveaus (Opsporing en Observatie) als basis. De eerste taak is om de resultaten van de Opsporing, maar vooral ook van de Observatie, te bekijken.

Vervolgens wordt een Analyse van de items die werden geïdentificeerd, uitgevoerd. De resultaten van deze Analyse worden besproken met de uitvoerders van de voorgaande niveaus en in het bijzonder met de coördinator. Zij beslissen of er eventueel beroep moet gedaan worden op een expert (Expertise) die meer gespecialiseerde en verfijnde metingen kan uitvoeren.

Niveau 4 - Expertise

Het niveau 4 Expertise betreft uiterst complexe situaties die eventueel bijzondere metingen vereisen.

De studie wordt uitgevoerd door dezelfde personen uit het bedrijf en preventieadviseurs, met de bijkomende hulp van gespecialiseerde experts in het desbetreffende domein. 

Sobane: brochures per risicodomein 

Voor sommige problemen worden er concrete en snel uitvoerbare oplossingen gevonden. De Déparis-gids heeft niet tot doel om in een vergadering van twee uur alle moeilijkheden op te lossen. Voor andere zal er meer tijd nodig zijn om de oplossingen verder uit te werken die tijdens de Déparis vergadering werden opgeworpen.

De tools voor observatie, analyse en expertise zijn beschikbaar in de vorm van brochures over specifieke risicogebieden. Er zijn 15 Sobane-brochures, die elk een specifiek risicogebied behandelen:

  • Beeldschermwerk 
  • Biologische agentia (niet beschikbaar - in herziening)
  • Elektriciteit 
  • Gevaarlijke chemische producten 
  • Globale lichaamstrillingen 
  • Hand-arm trillingen 
  • Lawaai 
  • Machines en handgereedschappen 
  • Musculo-skeletale aandoeningen (MSA) 
  • Personeelsvoorzieningen 
  • Psychosociale aspecten 
  • Risico's van brand of explosie 
  • Thermische omgevingsfactoren 
  • Veiligheid (ongevallen, vallen, uitglijden…). 
  • Verlichting 

Elke brochure is ongeveer 100 pagina's lang en bevat informatiefiches die bedoeld zijn voor alle betrokkenen bij de preventie. Het is bedoeld voor zowel niet-specialisten (Observatie niveau) als voor specialisten zoals preventieadviseurs (Analyse niveau). Op het gebied van expertise legt de brochure bovendien uit wat mensen in het veld kunnen verwachten van deskundigen die worden ingeschakeld om een oplossing te vinden voor bijzonder complexe problemen.

De SOBANE-brochures, die in 2006 zijn ontwikkeld, worden regelmatig bijgewerkt door de FOD Werkgelegenheid. Ook al dateert een SOBANE-brochure van enkele jaren geleden, de methoden blijven nuttig, doeltreffend en dus actueel. De hulpfiches aan het einde van de brochures zijn daarentegen mogelijk niet meer actueel, met name de fiches die betrekking hebben op de wetgeving, waar bijvoorbeeld de verwijzingen naar de wetteksten niet verwijzen naar de code voor welzijn op het werk die in 2017 is verschenen. Daarom is het raadzaam om voor verwijzingen naar wetgeving de website van de FOD Werkgelegenheid te raadplegen, die na elke nieuwe wetgeving wordt bijgewerkt.

In de praktijk

De Déparis-vergadering resulteert in een totaalbeeld van de verschillende aspecten van de werksituatie in de vorm van drie kleuren smileys, maar vooral in een lijst met preventieve maatregelen.

Het onderstaande voorbeeld uit een drukkerij is het resultaat van een vergadering van twee uur, bijgewoond door twee werknemers, hun directe leidinggevende, de verantwoordelijke voor onderhoud en de arbeidsarts, die de rol van Déparis-coördinator op zich nam. De resultaten worden voorgesteld aan de hand van de 18 rubrieken van Déparis (tabel 2 - resultaat voor de eerste 6 rubrieken en tabel 3 - samenvatting).

De lijst met preventiemaatregelen omvat 42 acties, waarvan 19 de tussenkomst vereisen van een deskundig persoon (tabel 4).

Tabel 2 Déparis-onderzoek in een drukkerij - resultaat voor de eerste zes rubrieken
 


Tabel 3 Déparis-onderzoek in een kleine drukkerij - samenvatting
 


Tabel 4 Samenvatting van de voorgestelde verbeteringen en aspecten die nader moeten worden onderzocht
 

Op zoek naar ondersteuning bij het uitvoeren van risicoanalyses?

Prevent biedt consultancy en praktische begeleiding aan op maat! Bekijk onze consultancypagina of contacteer ons.