Werknemers met pacemakers en blootstelling aan elektromagnetische velden

Pacemakers kunnen mogelijk beïnvloed worden door elektromagnetische velden. Omdat dit kan leiden tot gezondheidsschade, moeten er maatregelen genomen worden. Hiervoor beschikt men enerzijds over regelgeving en anderzijds over de risicoanalyse.
Geactualiseerd op:
©:

preventFocus 03/2019
auteur: dr. Maurits De Ridder, Vakgroep volksgezondheid en eerstelijnszorg, Universiteit Gent

Mogelijke effecten van elektromagnetische velden op pacemakers

Pacemakers worden geïmplanteerd voor de behandeling van hartritmestoornissen. Deze toestellen detecteren elektrische activiteit in het hart (sensing), en geven indien nodig elektrische impulsen om hartcontractie te veroorzaken (pacing). Sommige toestellen kunnen een elektrische shock geven om een fibrillatie te stoppen (cardioverter-defibrillator).
Aangezien het om elektronische toestellen gaat, kunnen ze verstoord worden door sterke elektromagnetische velden. Verschillende effecten zijn mogelijk: verstoring van het elektrisch circuit, verstoring van het interne geheugen, opwarming of verplaatsing van het toestel. Slecht functioneren van de pacemaker kan aanleiding geven tot symptomen als bloeddrukdaling en flauwvallen, waardoor een werknemer in een gevaarlijke situatie kan terechtkomen. Het kan zelfs dodelijk zijn, maar enkel wanneer alle activiteit uitvalt bij een pacemaker-afhankelijk hart.

Regelgeving en normen

Om problemen te voorkomen zijn regels opgemaakt, waaronder volgende normen:
NBN EN 45502-1:2015 geeft algemene eisen voor de veiligheid van actieve implanteerbare medische hulpmiddelen;
NBN EN 50527-1:2016 beschrijft hoe de risico’s kunnen ingeschat worden en beveelt aan dat de pacemakers zodanig gemaakt worden dat ze niet verstoord worden door veldsterkten lager dan de limieten vermeld in de EU aanbeveling 1999/519/EC (normen voor de algemene bevolking);
NBN EN 50527-2-1:2016 geeft een specifieke beoordelingsprocedure voor personen die hartritmeregelaars dragen op de werkplek.
 
Ook in de wetgeving voor de bescherming van de werknemers is hier aandacht voor. Volgens de Codex welzijn op het werk, Boek V Omgevingsfactoren en fysische agentia, Titel 7 Elektromagnetische velden moet er voor werknemers met actieve geïmplanteerde medische hulpmiddelen een individuele risicoanalyse gemaakt worden om na te gaan of interferentie mogelijk is. Indien dit het geval is, zal men maatregelen moeten nemen om een interferentie te voorkomen. Zowel de risicoanalyse als de genomen preventiemaatregelen moeten behoorlijk gedocumenteerd zijn en in een passende traceerbare vorm bewaard worden. De betrokken werknemer moet goed geïnformeerd worden.

Mogelijke bronnen

In de werkomgeving zijn de elektromagnetische velden zelden zo sterk dat een werknemer na een implantatie van een pacemaker of cardioverter-defibrillator zijn werk niet kan verderzetten. Toch zijn er een aantal werksituaties waar de kans op interferentie reëel is en waar men een individuele risicoanalyse zal moeten maken. Voorbeelden van deze situaties zijn opgesomd in kolom 3 van tabel 3.2 van de ‘Niet-bindende gids van goede praktijken voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2013/35/EU Elektromagnetische velden’ van de Europese Commissie (2015). Het gaat vooral om zwaardere bronnen zoals inductieverhitting, transformatoren, diëlektrisch lassen en radars.

Immuniteit en veiligheidsafstanden

De meeste pacemakers, zeker de recentste, zijn meer immuun voor elektromagnetische verstoring dan door de normen opgelegd wordt. De immuniteit van het toestel verschilt van toestel tot toestel en van patiënt tot patiënt (verschillende programmering en implantatieplaats). De limieten voor de algemene bevolking kunnen als een worst casebeschouwd worden: ze gelden voor de meest gevoelige toestellen. Dit blijkt uit uitgevoerde provocatietesten met pacemakerdragers. Onder deze limieten werd geen verstoring vastgesteld. Bij veldsterkten boven deze limieten bleken de meeste pacemakers ook niet verstoord te worden. Pas boven de limieten voor de werknemers ziet men frequent problemen.
In bedrijven is er in de directe omgeving van sterke bronnen van elektromagnetische velden een risico op verstoring van pacemakers. De veldsterkte daalt snel met toenemende afstand tot de bron (omgekeerde kwadraatregel). Vanaf een bepaalde afstand (standaardveiligheidsafstand) wordt de limiet voor de algemene bevolking niet meer overschreden. Als de pacemakerdrager buiten deze zone blijft, zal zich nooit een probleem voordoen. Binnen deze zone zullen de meeste pacemakers ook niet verstoord worden, aangezien ze meer immuun zijn dan de norm verplicht. Bij de meest gevoelige toestellen zullen echter problemen optreden. Wanneer men de (immuniteits)eigenschappen van de pacemaker van een individuele werknemer kent – en alleen dan – kan men de individuele veiligheidsafstand bepalen voor het specifieke geval van deze werknemer en deze bron. Om dit te doen, zal men via de arbeidsgeneesheer medische gegevens moeten krijgen van de cardioloog die de pacemaker heeft geïmplanteerd. Vaak lukt dit niet.

Risicoanalyse voor pacemakers en elektromagnetische velden

Zijn er bronnen in het bedrijf waarbij het elektromagnetisch veld zo sterk is dat verstoring van de pacemaker mogelijk is?

Dit kan men nagaan via kolom 3 van tabel 3.2. van de ‘Niet-bindende praktische handleiding’ van de Europese Commissie (zie hoger). Hierin vindt men de werkactiviteiten, apparatuur en werkplekken waarvoor een specifieke risicoanalyse nodig is. Is er geen enkel van deze toestellen in het bedrijf aanwezig, dan is er geen risico op verstoring. Is er wel een bron aanwezig, dan moet men de standaardveiligheidsafstand van die bron bepalen.
 

Wat is de standaardveiligheidsafstand voor een specifieke bron?

Dit is de afstand tot de bron waar de limieten voor de algemene bevolking overschreden worden. Om die afstand te bepalen, heeft men gegevens nodig over de veldsterkten rond de bron. Deze gegevens kunnen komen van de fabrikant, uit databanken of uitgevoerde studies. Zo vond een recente Poolse studie volgende veiligheidsafstanden:
- Inductieverhitters: 450 cm
- Weerstandslassen: 300 cm
- Kortegolfdiathermie: 150 cm
- Diëlektrisch smelten: 180 cm
Indien geen betrouwbare gegevens worden gevonden, moet men overgaan tot metingen van de elektromagnetische veldsterkten in de omgeving van de bron, en op basis hiervan de gevaarszone bepalen. De gevaarszone binnen de standaardveiligheidsafstand moet aangeduid worden met het pacemakerpictogram.
 

Wat is de individuele veiligheidsafstand voor een bepaalde pacemakerdrager en een specifieke bron?

Deze kan men bepalen op basis van de medische gegevens van de pacemaker die de cardioloog verstrekt. Als deze niet beschikbaar zijn, kan conform NBN EN 50527-2-1:2011 een plaatsspecifieke klinische beoordeling op de werkplek uitgevoerd worden met behulp van ECG-monitoring en telemetrie. Het is de arbeidsgeneesheer die hiertoe het initiatief moet nemen en de nodige contacten moet leggen.
 

Meer weten

Upgrade jouw abonnement

Deze tekst is momenteel niet toegankelijk binnen jouw abonnementsformule. 
Ontdek onze verschillende formules.