Ontstaan
In 1947 gebruikte de Amerikaanse chirurg Claude Beck voor het eerst een externe defibrillator op een mens.
Pas twee decennia later, in 1965, werd de eerste draagbare defibrillator ontwikkeld door de Noord-Ierse dr. James Francis Pantridge. Deze werkte op autobatterijen en woog wel 70 kg. De defibrillator werd in een ziekenwagen in Belfast geplaatst; hierdoor ontstond de eerste Mobile Intensive Care Unit.
Wat is een AED?
Bij een hartstilstand worden de hartkamers heel snel en chaotisch geprikkeld. Hierdoor trekken ze niet meer samen. Dit wordt ventrikelfibrillatie genoemd. De term ‘hartstilstand’ is dus misleidend: het klinkt alsof het hart stilstaat, maar dat lijkt meestal alleen maar zo. Om het hart weer normaal te laten kloppen, kan een AED ingezet worden. Een AED, of voluit een automatische externe defibrillator, is een draagbaar toestel dat een elektrische schok geeft aan het hart bij levensbedreigende hartritmestoornissen. Je kan het herkennen aan het AED-symbool: een wit hart met daarin een bliksemschicht op een groene achtergrond.
Hoe werkt het?
Wanneer een AED aangelegd wordt bij een patiënt, analyseert het toestel het hartritme van het slachtoffer en bepaalt zelf of het geven van een stroomstoot noodzakelijk is. Een AED bestaat onder andere uit een microprocessor, een batterij en twee zelfklevende elektrodenpads. De elektroden verzamelen informatie over het hartritme, waarna deze geanalyseerd wordt door de microprocessor. Bij ventrikelfibrillatie zal deze laatste beslissen om een schok te geven om het hart te defibrilleren. Deze schok kan ervoor zorgen dat het normale ritme hersteld wordt, zodat het bloed weer door het lichaam gepompt kan worden en hersenschade voorkomen wordt. De batterij levert de nodige energie.
Wanneer gebruik je een AED?
Een defibrillator mag, zoals al aangegeven, gebruikt worden als een persoon een hartstilstand heeft. Bij een hartstilstand raakt het slachtoffer bewusteloos: hij ademt niet meer en je kan geen polsslag waarnemen. Dikwijls zijn ook de pupillen verwijd en kunnen er convulsies (stuipen) optreden. Een slachtoffer van een hartstilstand moet binnen de zes minuten hulp krijgen.
Gewone AED’s zijn geschikt voor kinderen ouder dan acht jaar. Sommige AED’s zijn voorzien van speciale kinderelektroden (voor kinderen tussen één en acht jaar) die ervoor zorgen dat het kind minder stroom krijgt; bij andere zit de aanpassing in het toestel verwerkt. Is dit niet beschikbaar? Gebruik dan een gewone AED.
Wat doe je bij een hartstilstand?
Vooraleer je met een AED aan de slag gaat, controleer je of de persoon in kwestie wel degelijk bewusteloos is. Dit doe je in de eerste plaats door hem aan te spreken en lichtjes met de schouders te schudden. Vervolgens luister je of hij nog ademt door je oor boven zijn mond te houden en te controleren of zijn borstkas nog op- en neergaat. Leg tot slot drie vingers op de pols van het slachtoffer, tussen de pees van de duim en de zijkant van het polsbeen, en oefen lichte druk uit om te controleren of je een polsslag voelt.
Vraag omstaanders om de 112 te bellen en een AED te gaan halen. Als je alleen bent, bel je zelf. In dat laatste geval leg je je gsm naast het slachtoffer en zet je de luidsprekerfunctie op. Vraag om een ambulance en zeg dat het slachtoffer niet reageert. Draag de eventuele omstaanders eveneens op om een AED te gaan halen. In afwachting van een AED, start je met de reanimatie. Volg de instructies van de 112 op.
Hoe gebruik je een AED?
Vroeger mochten alleen dokters en speciaal opgeleide verpleegkundigen een defibrillator gebruiken. Dit is echter niet meer het geval: sinds 2007 mag iedereen een AED-toestel van categorie 1 gebruiken (zie kader). Maar hoe gebruik je zo’n apparaat?
- Zet het toestel aan. Op de meeste toestellen staan slechts één of twee knoppen. De eerste knop is om het toestel aan te zetten; de eventuele tweede knop dient om een elektrische schok te geven.Wanneer de AED aanstaat, krijg je gesproken instructies. Het eerste advies luidt dat je de hulpdiensten moet alarmeren; vervolgens zal je gevraagd worden de borstkas van het slachtoffer te ontbloten.
- Breng daarna de zelfklevende elektroden aan op de borstkas en laat het slachtoffer los. Nu begint de analyse van het hartritme.
- Worden er levensbedreigende hartritmestoornissen vastgesteld? Dan dient het toestel een stroomstoot toe (defibrillatie). Bij semiautomatische AED’s moet je dit zelf doen door op een knop te drukken. Zorg ervoor dat niemand het slachtoffer aanraakt.
- Als het hart weer normaal klopt, is hartmassage en beademing nodig. Na twee minuten zal de AED opnieuw een analyse maken om te bepalen of een nieuwe schok moet toegediend worden.
- Blijf dit herhalen tot de ziekenwagen ter plaatse is.
Bijkomende tips
- Let erop dat je je niet in een explosieve atmosfeer bevindt (gaslek, ...).
- Gebruik de AED niet in een natte omgeving (bv. zwembad).
- Leg het slachtoffer op een droge ondergrond en niet op metaal.
- Ontbloot het bovenlijf van het slachtoffer en maak zo nodig snel zijn bovenlichaam droog.
- Scheer indien nodig het haar af op de plek waar de elektroden moeten worden bevestigd, om een goed contact mogelijk te maken.
- Kleef de elektroden niet over een tepel, sleutelbeen, borstbeen, pacemaker of sieraden.
- Raak het slachtoffer niet aan tijdens de schok of analyse.
Categorieën Er bestaan twee categorieën van AED’s. AED’s van categorie 1 laten niet toe om te schakelen naar een manuele modus om een schok toe te dienen. Ze beschikken niet over een scherm om het hartritme te volgen en mogen zowel door professionelen als niet-professionelen gebruikt worden. AED’s van categorie 2 laten toe om te schakelen naar een manuele modus en beschikken over een scherm. Deze toestellen mogen enkel gebruikt worden door professionele hulpverleners. In publieke ruimten mogen enkel toestellen van categorie 1 hangen. |
Enkele cijfers
Jaarlijks zijn in België ongeveer 11.000 mensen het slachtoffer van een hartstilstand die zich voordoet op straat, op het werk of thuis. De overlevingskansen van de slachtoffers zijn twee tot vier keer zo groot wanneer onmiddellijk cardiopulmonale reanimatie gestart wordt. Met een elektrische schok door een defibrillator binnen de eerste drie minuten, kan het overlevingspercentage tot wel 75 procent stijgen. Elke minuut vertraging vermindert de overlevingskans met tien tot twaalf procent.
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) publiceerde eind 2017 een studie over AED’s. Volgens die studie telt ons land tussen de 8.000 en 10.000 AED’s; 70% daarvan is privé-eigendom (bv. bedrijven of sportclubs). Het KCE berekende dat AED’s jaarlijks 6 tot 28 levens redden in België. Dit eerder beperkte resultaat heeft volgens het kenniscentrum drie redenen:
- Slechts 17 à 30% van de hartstilstanden vindt plaats in een openbare ruimte, en in de helft van die gevallen is geen getuige aanwezig. Bovendien zijn niet alle hartstilstanden nog te verhelpen wanneer de AED klaar is voor gebruik.
- Het publiek is terughoudend om een AED te gebruiken. Volgens de Belgische Cardiologische Liga voelt een kwart van de bevolking zich niet op zijn gemak om een defibrillator te gebruiken. Opleidingen kunnen alvast dit probleem uit de wereld helpen.
- De AED’s zijn moeilijk te vinden of zijn privé-eigendom (en dus niet altijd toegankelijk). Gelukkig bestaan er tegenwoordig apps die je de nabije AED’s kunnen tonen en je er zelfs naartoe kunnen leiden (bv. Reanim).