Inventaris van de kostprijs woon-werkverkeer

België is één van de congestiegevoeligste landen van Europa, wat negatieve gevolgen heeft voor de burger, de economie en de maatschappij. Recent werd een inventaris opgesteld met informatie en cijfergegevens die beschikbaar zijn om de huidige kostprijs van het woon-werkverkeer in België te berekenen. Uit deze inventaris kwamen enkele interessante vaststellingen naar boven. 

Gegevens verzamelen
De interprofessionele en gewestelijke sociale partners van de secretariaten van de Centrale raad voor het bedrijfsleven (CRB), de Nationale arbeidsraad (NAR), de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA), de Economische en Sociale Raad voor het Brussels hoofdstedelijk gewest (ESRBHG) en de Conseil économique et social de Wallonie (CESW) hebben verzocht om in samenwerking met het Federaal Planbureau (FPB) een allesomvattend overzicht op te stellen van het regelgevend kader voor het woon-werkverkeer en de beschikbare gegevens m.b.t. de kostprijs van het woon-werkverkeer in België samen te brengen.

Cijfers
Het Federaal Planbureau (FPB) voorspelt dat in de periode 2012-2030 het totale aantal tonkilometer afgelegd op Belgisch grondgebied zal stijgen met 45% of met een gemiddelde jaarlijkse groeivoet van 2,1%. In de inventaris wordt vastgesteld dat de behoefte aan personen- en goederenvervoer voortdurend toeneemt terwijl de weg- en de spoorinfrastructuur nu reeds op veel plaatsen, zeker tijdens de spitsuren, oververzadigd zijn. Het woon-werkverkeer draagt bij tot het totale verkeer (1/4 van alle verplaatsingen) en tot de verkeerscongestie (meer dan 60% van het verkeer tijdens de spitsuren). De economische kost van de files wordt door de Oeso geschat op 1 tot 2% van het bbp. Naast de economische kost is aan de congestie ook een milieu- en gezondheidskost verbonden. Ook de goede werking van de arbeidsmarkt en de vlotte toegang tot het ruime dienstenaanbod worden gehinderd door de congestieproblematiek.

Doel van de inventaris
Het is belangrijk de huidige kostenstructuur van het woon-werkverkeer in kaart te brengen zodat de sociale partners, wanneer de beleidsvoorstellen van mobiliteitsoplossingen concreter worden, over objectieve cijfergegevens beschikken. Dit laat hen toe een cijfermatig onderbouwd standpunt ter zake te formuleren, de debatten daaromtrent te objectiveren en met kennis van zaken te kunnen voeren.

De rol van de sociale partners
De interprofessionele en gewestelijke sociale partners hebben verantwoordelijkheden in het complexe dossier van het woon-werkverkeer. De interprofessionele sociale partners dragen bij tot de verbetering van de mobiliteit dankzij het sociaal overleg, dat uitmondt in interprofessionele akkoorden, collectieve arbeidsovereenkomsten enz.

Samenwerking federaal en gewestelijk niveau
Door de voorbije staatshervormingen werden de bevoegdheden voor mobiliteit en infrastructuur grondig verdeeld tussen de federale en gewestelijke overheden. Gezien de gedeelde mobiliteitsbevoegdheden was samenwerking tussen de federale en regionale adviesraden en tussen hun secretariaten nodig voor de totstandbrenging van de inventaris.

Vaststellingen uit de inventaris
Hieronder volgt een niet-exhaustieve oplijsting van een aantal vaststellingen die uit de inventaris kunnen worden afgeleid.

Complexiteit van het kader voor het woon-werkverkeer
De ontwikkeling van de comodaliteit/intermodaliteit/multimodaliteit in het woon-werkverkeer, wordt afgeremd door het bestaan van een kluwen van regels die verschillen per type verplaatsing, per vervoermodus en per tak. Het fiscaal en sociaal kader voor het woon-werkverkeer is zeer complex.

Gefragmenteerde gegevens
De cijfergegevens over de kostprijs van het woon-werkverkeer zijn verspreid over meerdere instanties en worden niet op een gestructureerde wijze (voor België en/of per gewest) bijgehouden door de vervoeroperatoren. Bovendien is een deel van de benodigde gegevens thans niet publiek beschikbaar. De inventaris bevat een allesomvattend geheel aan publiek beschikbare/opvraagbare informatie en cijfergegevens om de kostprijs van het woon-werkverkeer in België te berekenen.

Onvoldoende overheidsinvesteringen
In ons land zijn de investeringen in vervoersinfrastructuur bv. onvoldoende om een performant mobiliteitssysteem tot stand te brengen. Zoals blijkt uit de inventaris, vormt de vervoersinfrastructuur volgens de Europese Commissie een van de meest acute investeringsachterstanden van ons land. De overheidsinvesteringen zijn al verschillende decennia structureel laag als gevolg van beleidskeuzen in het kader van een langdurige begrotingsconsolidatie. Ze bereikten 2,4 % van het bbp tussen 2008 en 2015, oftewel iets meer dan het gemiddelde van 2,1 % van het bbp vóór de crisis. De transportinfrastructuur in België, die in vergelijking met andere landen ondermaats is, vormt één van de oorzaken van de verergering van het congestieprobleem en dat versterkt onder andere een minder aantrekkelijk investeringsklimaat in ons land.

Succes van derdebetalersregelingen en bedrijfswagens
De derdebetalersregelingen en dus ook het woon-werkverkeer per openbaar vervoer, kennen een stijgend succes. Het aantal bedrijfswagens waarop een CO2-solidariteitsbijdrage van toepassing is (“salariswagens”), neemt toe, terwijl het bedrag van deze bijdragen kleiner wordt. Dit duidt op het gebruik van milieuvriendelijkere bedrijfswagens.

De milieukosten van het (woon-werk)verkeer blijven een pijnpunt
Het aandeel van het vervoer in de totale broeikasgasemissies is tussen 1990 en 2010 continu gestegen van 14 tot 21% en heeft zich nadien gestabiliseerd (21% in 2012).

De tijdskosten van het (woon-werk)verkeer nemen toe
Als gevolg van het toenemend verkeer over de weg zal de gemiddelde snelheid bij ongewijzigde verkeersinfrastructuur volgens het FPB tussen 2012 en 2030 tijdens de spitsperiode afnemen met 24% en tijdens de dalperiode met 10%.

Andere kosten en maatregelen verbonden aan het woon-werkverkeer
Nieuwe werkvormen kunnen bijdragen aan een vermindering van het congestieprobleem. Ze hebben een groeipotentieel dat nog te weinig benut wordt. Zo werkt bijvoorbeeld 83% van de potentiële telewerkers in België nooit thuis.
Terwijl carpooling aan belang inboet, kennen fiets- en autodeelsystemen een groeiend succes.

Bron: cnt-nar.be
 

: PreventActua 02/2017