Ongevallen vermijden
In de eerste plaats moeten we vermijden dat er een gevaar op de werkplek komt. We kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat we niet met gevaarlijk draaiende of snijdende machines of met giftige of kankerverwekkende stoffen moeten werken.
Dat wordt ook zo door de wetgeving opgelegd: om ongevallen of ziektes op het werk te voorkomen is de eerste verplichting van de werkgever te vermijden dat de werknemers blootgesteld worden aan gevaren (1° principe). In huiselijke kring geldt hetzelfde principe: misschien is het mogelijk om iets schoon te maken met water in plaats van met gevaarlijke schoonmaakproducten.
Gevaar beperken
Indien het niet anders kan, moeten de gevaarlijke machines of producten vervangen worden door minder gevaarlijke (=2° principe, bv.: geen kankerverwekkend producten gebruiken). Ook thuis kunnen we dit principe toepassen. We vermijden best gevaarlijke producten (bijtend, giftig,…) of toestellen (scherp, snijdend,…). Vooral als er kinderen aanwezig zijn, is dit het belangrijkste principe om ongevallen of ziektes te voorkomen. Ook hier kunnen we zoeken naar alternatieven (bv.: niet giftige verf).
Collectieve bescherming
Het is echter niet altijd mogelijk om deze twee principes toe te passen. Voor bepaalde bewerkingen in een productieproces zijn vaak ‘gevaarlijke’ machines of producten nodig. Ook thuis worden gevaarlijke producten gebruikt zoals schoonmaakproducten, gevaarlijke messen, boormachines of geneesmiddelen. Ook huisdieren kunnen soms een gevaar inhouden. Denk maar aan het blootstellen van kinderen of bezoekers aan een agressieve hond. Om ongevallen te voorkomen, moeten we in dit geval het principe van collectieve bescherming toe (3° principe). Bijvoorbeeld: we plaatsen de hond in een kooi of een afgesloten ruimte. We beschermen de aanwezige kinderen of bezoekers ‘collectief’ tegen het gevaar ‘de hond’. Gevaarlijke geneesmiddelen bewaren we achter slot en grendel. En messen of gevaarlijke machines leggen we zorgvuldig weg zodat kinderen er niet bij kunnen. Andere voorbeelden van collectieve beschermingsmiddelen in de huiselijke omgeving zijn aangepaste leuningen aan trappen of veiligheidspoortjes om de trap af te sluiten voor kinderen.
Ook de werkgever moet het principe van collectieve bescherming toepassen. In de wetgeving wordt een collectief beschermingsmiddel (CBM) gedefinieerd als ‘elke beschermingsuitrusting die tot doel heeft de werknemer te beschermen tegen één of meerdere gevaren die zijn veiligheid of gezondheid op het werk kunnen in het gedrang brengen’. Belangrijk hierbij is dat de collectieve bescherming op een efficiënte en effectieve wijze gericht is op het gevaar.
Enkele voorbeelden:
- een beschermkap voor het stoppen van wegvliegende delen of producten zodat niemand geraakt kan worden;
- een geluidswerende en geluidsabsorberende omkasting rond een lawaaibron zodat niemand blootgesteld wordt aan het lawaai;
- een gesloten isolatiekast met afzuiging zodat niemand blootgesteld wordt aan giftige dampen of producten;
- een aangepaste collectieve valbeveiliging op een stelling.
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Soms is het niet mogelijk om collectieve beschermingen te plaatsen (bv. opspattende gensters bij laswerken) of sluiten deze beschermingsmiddelen het gevaar niet helemaal uit. Dan is het in sommige gevallen noodzakelijk om bijkomend persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken zoals handschoenen, een bril, ademhalingsbescherming, gehoorbescherming. Dit is het 4° principe waar werkgevers gebruik van kunnen van maken om hun medewerkers te beschermen. Maar het is duidelijk dat in de eerste plaats de voorkeur gegeven moet worden aan collectieve bescherming. Dit beschermt immers iedereen in de omgeving tegen het gevaar.
Gevaren signaleren
Het 5° principe is dat we aandacht moet hebben voor het signaleren van gevaren door pictogrammen en voor het informeren van medewerkers die hieraan kunnen blootgesteld worden.
De 5 preventieprincipes Probeer dus de principes altijd in deze volgorde toe te passen:
|