1. ADHD komt meer bij vrouwen voor dan bij mannen?
a) juist
b) fout
2. Waarvoor staan de letters ADHD?
a) Attention Deficit Hyperactivity Disarrangement
b) Attention Deficit Hyperactivity Disconnection
c) Attention Deficit Hyperactivity Disorder
3. ADHD heeft als belangrijkste gedragskenmerken:
a) hyperactiviteit, impulsiviteit
b) onoplettendheid en impulsiviteit
c) onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit
4. Bij ADHD is er vaak sprake van comorbiditeit?
a) juist
b) fout
5. Wat is de oorzaak van ADHD of welke factoren spelen een belangrijke rol?
a) de oorzaak is niet bekend, we weten niet welke factoren een invloed hebben
b) de oorzaak is niet bekend, maar erfelijke factoren, omgevingsfactoren en geboorte/zwangerschap spelen een belangrijke rol
c) de oorzaak is niet bekend, maar de ouders en leerkrachten zijn de belangrijkste factor
6. Welke behandelingen zijn ‘evidence-based’?
a) gedragstherapie en relatie- en gezinstherapie
b) cognitieve therapie en groepspsychotherapie
c) psycho-educatie, medicatie en gedragstherapie
7. Welke moeilijkheden kunnen mensen met ADHD op het werk ondervinden?
a) timemanagement, administratie en rapportage
b) te weinig afwisseling in het takenpakket en of fysieke beweging
c) a en b
8. Als werknemer met ADHD kies je voor een job met
a) weinig afwisseling en veel routine. Dat zorg voor structuur.
b) voldoende afwisseling en weinig routineuze taken. Probeer niet te veel structuur in je werk te steken, dat werk demotiverend.
c) voldoende afwisseling en weinig routineuze taken. Deze werken demotiverend. Maar probeer wel structuur in je werk te brengen.
9. Hoe kan je een werknemer met ADHD helpen?
a) wees begripvol en stel je flexibel op.
b) richt de werkplek anders in en creëer rust en stilte. Vergader efficiënt en effectief
c) zorg voor duidelijkheid, stel grenzen en bied structuur aan.
d) a, b en c
10. Medewerkers met ADHD zijn over het algemeen geen goede crisismanagers en/of creatieveling?
a) juist
b) fout
Antwoorden
1. Antwoord b
Fout. ADHD komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen.
2. Antwoord c
De letters staan voor ‘Attention Deficit Hyperactivity Disorder’. In het Nederlands kunnen we dit vertalen als een ‘aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit’.
3. Antwoord c
Deze ontwikkelingsstoornis heeft als belangrijkste gedragskenmerken: onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit.
4. Antwoord a
Juist. Bij ADHD is er vaak sprake van comorbiditeit. Dat betekent dat er in combinatie met ADHD nog andere stoornissen voorkomen, al dan niet in een causale relatie zoals bijvoorbeeld oppositioneel-opstandige en agressieve gedragsstoornissen, angst- en stemmingsstoornissen, motorische onhandigheid, leerstoornissen, taal-spraakstoornissen op jonge leeftijd, middelenmisbruik (alcohol, drugs) bij adolescenten en volwassenen, ...
5. Antwoord b
De oorzaak is niet bekend; waarschijnlijk wordt ADHD veroorzaakt door een onevenwicht in de aanmaak van bepaalde boodschappers (transmitters) in de hersenen. Erfelijke factoren spelen een dominante rol. De kans op ADHD wordt verhoogd door een laag geboortegewicht en/of een korte zwangerschapsduur en prenatale blootstelling aan nicotine en alcohol. Daarnaast speelt de omgeving een belangrijke rol.
6. Antwoord c
Bij psycho-educatie leert iemand met ADHD omgaan en probeert hij zijn eigen beperkingen en aanpassingen van het gedrag en het zelfbeeld te aanvaarden. Medicatie is voorlopig de meest efficiënte manier om de symptomen van ADHD te onderdrukken. Medicatie is echter een onderdeel van een zorgtraject en volstaan op zich niet. Bij gedragstherapie wordt er gekeken hoe een persoon met ADHD nieuwe vaardigheden kan aanleren, hoe hij de controle over zijn gedrag kan krijgen, hoe hij de relaties met ouders en vrienden kan herstellen en hoe hij zichzelf en zijn talenten kan herontdekken.
7. Antwoord a en b
Mensen met ADHD kunnen moeilijkheden hebben met timemanagement, administratie en rapportage. Op de werkvloer kunnen deze mensen te weinig afwisseling in het takenpakket en of fysieke beweging ervaren. Ook kunnen problemen met de baas of de collega’s leiden tot ontevredenheid.
8. Antwoord c
Zoek een job met voldoende afwisseling en weinig routineuze taken. Deze werken demotiverend. Maar probeer wel structuur in je werk te brengen. Dit zorgt voor minder afleiding, maar blijf de afwisseling bewaren.
9. Antwoord d
Wees begripvol en stel je flexibel op. Dat geldt natuurlijk tegenover al je collega’s. Zorg voor duidelijkheid en stel grenzen. Richt de werkplek anders in en creëer rust en stilte. Bied structuur aan. Structuur zorgt voor minder afleiding, maar voorkom dat het werk saai wordt. Vergader efficiënt en effectief. Doe dit eens rechtstaand of al stappend.
10. Antwoord b
Medewerkers met ADHD zijn over het algemeen goede crisismanagers en/of creatieveling. Betrek hen bij uitdagende projecten waarbij ze kunnen brainstormen en out-of-the-box-denken.