De wet van 26 maart 2018 bepaalt dat er in de ondernemingen op basis van overleg in het Comité PBW afspraken gemaakt kunnen worden over 'deconnectie'. Deze afspraken zijn er op gericht om de balans tussen werk en privéleven te verbeteren en op die manier burn-out of andere gezondheidsproblemen te voorkomen.
De regelgeving rond psychosociale risico's op het werk besteedt veel aandacht aan de collectieve dimensie van preventie. Dat vertaalt zich onder andere in een belangrijke rol voor het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk (Comité). Over welke bevoegdheden beschikt het Comité op dit punt?
Sinds 1990 bestaat de mogelijkheid om een premie aan te vragen voor ‘projecten voor sociaal onderzoek en vorming van werknemersvertegenwoordigers’. De hoogte van die premie werd bepaald op basis van het aantal leden van de werknemersorganisatie. Daarin komt nu verandering. Voortaan is het aantal effectieve mandaten van het comité PBW van belang.
De algemene regel is dat een comité moet opgericht worden in alle ondernemingen die gewoonlijk gemiddeld ten minste 50 werknemers tewerkstellen. Deze algemene regel is echter in grote mate afhankelijk van de definitie van een technische bedrijfseenheid.
Wat zijn de gevolgen van een herstructurering of een faillissement voor de oprichting en samenstelling van een comité pbw? Wat zijn de algemene principes? Welke gevallen kunnen zich voordoen?
Door de crisis is het aantal bedrijven in herstructurering fors toegenomen. Faillissementen, overnames en andere veranderingen volgen elkaar in sneltempo op. Elke situatie is anders. Het comité PBW moet dan ook opnieuw zijn plaats vinden binnen de nieuwe structuur en dat kan al eens tot problemen leiden. Wat er zal gebeuren met het comité, heeft veel te maken met twee basisbegrippen: technische bedrijfseenheid en juridische entiteit. In een volgend artikel komen de regels ingeval van overdracht of faillissement aan bod.
In ondernemingen met 50 tot 99 werknemers die geen ondernemingsraad (OR) hebben, moet het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) de bevoegdheden inzake informatie en consultatie van werknemers (wet van 23 april 2008 – BS 16 mei 2008) op zich nemen. Een koninklijk besluit bepaalt dat het toezicht op de naleving van deze regelgeving opgesplitst wordt over de twee inspectiediensten bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
België heeft, om tegemoet te komen aan de verplichtingen van ‘richtlijn 2002/14/EG betreffende de informatie van de werknemers’, werkgevers verplicht om in bepaalde gevallen economische en sociale informatie te verschaffen aan het comité voor preventie en bescherming op het werk (Comité PBW). Hoe moet dit in de praktijk gebeuren?