Mobiliteit in Europa: niet maximaliseren maar optimaliseren
Geografische mobiliteit
Een eerste grote vaststelling is dat de geografische mobiliteit binnen de EU eerder laag is, zeker wanneer men gaat vergelijken met bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Amper één vijfde van de bevraagden is in het verleden weggetrokken uit de eigen regio en nauwelijks 4% verhuisde ooit naar een ander EU-land. Vele respondenten gaven het verlies van sociale netwerken en de schrik voor administratieve problemen in het nieuwe land op als belangrijkste redenen om niet te verhuizen. Zij die wel verhuisden, deden dit meestal om werkgerelateerde of relationele redenen. Het valt ook op dat jonge hoogopgeleiden sneller en meer naar het buitenland trekken dan oudere of laaggeschoolde werknemers. Uit het onderzoek kwam verder ook naar voor dat een verhuis naar het buitenland voor laaggeschoolden grotere risico’s met zich meebrengt dan voor hoopopgeleiden. Wellicht zal de geografische mobiliteit in de toekomst nog toenemen, maar er zijn geen aanwijzingen dat een massale migratiegolf zou ontstaan vanuit de nieuwe EU-landen naar de andere lidstaten.
Arbeidsmobiliteit
In het onderzoek werd ook nagegaan hoe vaak de respondenten van werkgever waren veranderd (arbeidsmobiliteit), of van plan waren om dit in de toekomst te gaan doen. Ook arbeidsmobiliteit bleek gecorreleerd te zijn met leeftijd: jongere werknemers zijn meer geneigd om van werkgever te veranderen dan oudere. Daarnaast vond men ook een verband tussen het type welvaartstaat en de mate van arbeidsmobiliteit. In goed uitgebouwde welvaartstaten veranderen mensen sneller van werkgever dan in landen met minder goede sociale voorzieningen. Er bestaat eveneens een tendens om sneller van werkgever te veranderen dan vroeger en ook hier werd een opmerkelijk verschil opgemerkt tussen hoog- en laagopgeleiden. Hoogopgeleide werknemers veranderen vaker vrijwillig van baan terwijl dit voor lager opgeleiden veelal een gedwongen keuze is. De onderzoekers concludeerden dus dat er een nauw verband bestaat tussen geografische mobiliteit en arbeidsmobiliteit: in landen waar mensen vaak verhuizen blijkt men ook vaak van werkgever te veranderen.
Goed voor economie
De meeste bevraagden zagen mobiliteit binnen de EU als een goede zaak en uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat zowel individuen als nationale economieën baat hebben bij hoge mobiliteitscijfers. Economieën met een hoge mobiliteit bleken een hoger Bruto Nationaal Product te hebben evenals hogere tewerkstellingscijfers en een lage werkloosheid. Op het individueel niveau was arbeidsmobiliteit gecorreleerd met lagere werkloosheid en een hogere werkzekerheid.
Optimaliseren
Hoewel een grotere mobiliteit een hulpmiddel zou kunnen zijn om bepaalde economiëen uit het slop te halen, blijkt de oplosing toch minder eenvoudig. Mensen zijn immers niet echt geneigd om naar het buitenland te verhuizen en een te grote ongecontroleerde migratiestroom kan ook problemen met zich meebrengen. Zo zouden bepaalde regio’s met een ‘brain drain’ geconfronteerd kunnen worden. De conclusie van de onderzoekers luidt dan ook dat mobiliteit niet zomaar gemaximaliseerd moet worden, maar wel gecontroleerd en geoptimaliseerd.